Handelingen 9:7: En de mannen, die met hem over weg reisden, stonden verbaasd, horende wel de stem, maar niemand ziende.
Handelingen 22:9: En die met mij waren, zagen wel het licht, en werden zeer bevreesd; maar de stem Desgenen, Die tot mij sprak, hoorden zij niet.
Deze twee verzen lijken in tegenspraak met elkaar. Sommigen menen dat met "de stem" in 7:9 de stem van Saulus wordt bedoeld waarmee hij Jezus antwoordde. Anderen denken dat Saulus' medereizigers wel het geluid van de stem hoorden, maar niet de woorden. Iets degelijks lezen we ook in Johannes 12:29:
De schare dan, die daar stond, en dit hoorde, zeide, dat er een donderslag geschied was. Anderen zeiden: Een engel heeft tot Hem gesproken.
Ook hier hoorden sommigen alleen het geluid en dachten dat het een donderslag was. Anderen hoorden wel de woorden en dachten dat een engel had gesproken.
Het Griekse woord voor "horen" (akouoo) kan zowel "geluid waarnemen" als "begrijpen wat gezegd wordt" betekenen. Saulus' reisgenoten hoorden dus wel het geluid, maar niet de woorden.