Hoofdstuk 3. Micro- en macroevolutie

Veel planten en dieren kennen verschillende rassen en soorten. Zo zijn er bijvoorbeeld vele hondenrassen. Fokkers kunnen verschillende rassen met elkaar laten paren waardoor weer een nieuw ras ontstaat met (hopelijk) de gewenste eigenschappen. Dit noemen we micro-evolutie. Micro- evolutie vindt plaats binnen wat de Bijbel de 'aard' van het dier noemt. Het Hebreeuwse woord voor 'aard' (miyn) betekent eigenlijk iets als 'verdeling' of 'toewijzing'. Wat we hier precies onder moeten verstaan is niet bekend. Honden en wolven behoren vermoedelijk tot dezelfde 'aard'. Vissen behoren tot een andere. En dit is ook wat we om ons heen zien: een vis blijft een vis en een hond blijft een hond.

Planten en dieren zijn in staat zich aan te passen aan hun omgeving. Bacteriën kunnen plots in staat zijn om bijvoorbeeld nylon te verteren. Organismen kunnen resistent worden voor bepaalde medicijnen of bestrijdingsmiddelen. Ook dit noemen we micro-evolutie. De variaties vinden immers binnen de miyn plaats.

Micro-evolutie wordt veroorzaakt door variaties en selectie van genencombinaties uit de verzameling beschikbare genen. De genen zelf worden dus (meestal) niet gemuteerd. Dit is ook bijna niet mogelijk. De erfelijke informatie wordt namelijk achtvoudig opgeslagen in de kern: 2 gelijke chromosomen die elk bestaan uit 2 chromatiden die elk weer 2 strengen bevat met dezelfde informatie. Natuurlijk komen genetische mutaties ook voor. Maar die leiden meestal tot een handicap waardoor deze variant niet kan overleven en daardoor alsnog geëlimineerd wordt. Er is nog nooit waargenomen dat een mutatie tot een 'hogere' levensvorm leidt.

Niet alle genen zijn trouwens even 'vatbaar' voor wijzigingen. Er zijn genen die heel vaak wijzigen: de hypervariabele genen. Andere genen veranderen nauwelijks of helemaal niet. Hypervariabele genen zijn bijvoorbeeld de genen die antilichamen maken. Antilichamen vallen ziekekiemen aan die ons lichaam zijn binnengedrongen. Verschillende ziektekiemen hebben verschillende antilichamen nodig. De genen die ze produceren moeten dus telkens gewijzigd worden om nieuwe antilichamen te maken tegen nieuwe ziektekiemen. Omdat veel andere genen gelijkblijven, is het niet erg waarschijnlijk dat het kunnen produceren van antilichamen het gevolg is van toevallige mutaties van de betreffende genen. De cel heeft de intelligentie om zijn genen te wijzigen om zich te beschermen tegen en zich aan te passen aan invloeden van buitenaf. Seculiere wetenschappers noemen evolutie mede hierdoor een 'intelligent proces', wat we (volgens henzelf) natuurlijk niet mogen verwarren met 'intelligent design'. Maar zeg nu zelf: zou dergelijke intelligentie bij toeval kunnen zijn ontstaan? Is het niet waarschijnlijker dat ze door een intelligente schepper aan de cel is meegegeven?

Micro-evolutie vindt dus continu om ons heen plaats. Met dit soort evolutie hebben creationisten dan ook geen problemen.

Bij marco-evolutie muteert het ene type in een andere, bijvoorbeeld een vis in een landdier of een landdier in een vogel. Dit is echter nog nooit waargenomen. Hier zijn dusdanig belangrijke genetische mutaties noodzakelijk dat die niet vanzelf kunnen ontstaan. Kankeronderzoeker prof. Plasterk zegt hierover: "Er zijn hordes biologen die denken dat evolutie plaatsvindt doordat er ergens in een soort een mutatie ontstaat die selectief voordeel oplevert. Het is al een halve eeuw bekend dat het zo niet werkt, en ook niet zou kunnen werken." (Intermediair 25 oktober 1996). De kernramp in Tsjernobyl in 1992 zorgde voor vele misvormde planten, dieren en mensen. Nergens werd een verbetering gevonden. Niet dichtbij waar de straling sterk was en niet veraf waar de straling zwak was.

Maar al die verschillende dieren dan die, ondanks hun verschillen, toch gelijkenissen tonen met andere dieren? Die vormen toch samen een stamboom? Die stamboom heeft echter vele ontbrekende schakels ('missing links'). Bovendien: in een technologisch museum kan men de 'evolutie' van bijvoorbeeld de radio en televisie bewonderen. Er zal echter niemand zijn die zal beweren dat ze vanzelf zijn ontstaan, hoeveel tussenvormen er ook worden gevonden. Gelijkenissen tussen dieren hoeven niet te duiden op een gemeenschappelijke voorouder; het kan evengoed betekenen dat ze een gemeenschappelijke schepper hebben.

De termen 'micro-evolutie' en 'macro-evolutie' kunnen mogelijk voor verwarring zorgen. Het voorvoegsel 'micro' betekent 'klein' en 'macro' betekent 'groot'. Dat zijn relatieve begrippen: wat is klein en wat is groot? Laten we proberen met behulp van bovenstaande informatie de termen wat nauwkeuriger te definiëren. Bij micro-evolutie blijft de genetische verandering relatief beperkt. Deze kleine wijzigingen kùnnen grote (macro) gevolgen hebben; er kunnen nieuwe rassen en soorten door ontstaan. De dieren (en planten) blijven echter van dezelfde miyn (aard). Zoals gezegd weten we niet precies weten wat daarmee wordt bedoeld, maar het is wel duidelijk dat vogels, vissen, vee, wilde dieren en mensen alle tot een andere miyn behoren. Volgens het evolutiemodel zorgen alle mutaties (micro-evolutie) in een organisme samen voor macro-evolutie en stellen vervolgens creationisten de vraag hoeveel mutaties er nodig zijn om iets macro-evolutie te mogen noemen. Dat zou dan net zo'n vraag zijn als: hoeveel korrels zand heb je minimaal nodig om een zandhoop te maken? Hiermee willen ze dan aangeven dat het geen zin heeft om onderscheid te maken tussen micro- en macro-evolutie. Volgens het evolutiemodel zijn bijvoorbeeld vleugels niet van de ene op de andere generatie ontstaan, maar is dit een geleidelijk proces geweest van telkens één of een paar mutaties. Als dat zo zou zijn, zou het inderdaad geen zin hebben om over micro- en macro-evolutie te hebben. Maar creationisten geloven nou juist niet dat het zo is gegaan, dus heeft het ook geen zin hen de vraag te stellen na hoeveel mutaties iets macro-evolutie genoemd mag worden. Bij macro-evolutie moeten genetische mutaties ervoor zorgen dat vissen landdieren worden en sommige landdieren vogels. Dat is nog nooit waargenomen. Evolutiotiebiologen kennen om voornoemde reden geen verschil tussen micro- en macro-evolutie en noemen beide vormen 'evolutie'. Maar wanneer er weer eens een "bewijs" voor evolutie gepubliceerd wordt, moeten creationisten dus altijd opletten of er sprake is van micro-evolutie of macro-evolutie en of het bewijs een probleem vormt voor het creatiemodel.

Voorbeeld: in 2018 kregen drie chemici de Nobelprijs voor Scheikunde. Ze lieten bacteriën met elkaar of met virussen concurreren. Met behulp van de winnende bacteriën konden bijvoorbeeld betere medicijnen ontwikkeld worden. Volgens verschillende media hadden ze "Darwins evolutie in een reageerbuis gevangen". Het zal duidelijk zijn dat het ook in dit geval over micro-evolutie ging: bacteriën bleven bacteriën; ze ontwikkelden zich niet tot een nieuwe levensvorm.