Zout- en zoetwatervissen

Zoals gezegd hoefden er geen vissen mee de ark in. Maar hoe konden zout- en zoetwatervissen de zondvloed overleven? Als de hele aarde met water is bedekt, wordt al het water natuurlijk even zout. Gelukkig duurt het een hele tijd voordat het zoute en zoete water met elkaar zijn vermengd. Zoet water blijft namelijk in eerste instantie op zout water drijven. Tests hebben aangetoond dat het vermengen veel langer duurt dan de zondvloed. De meeste vissen konden dus in in het voor hen meeste geschikte water blijven zwemmen.

Ook is het mogelijk dat vissen zich nog niet zo gespecialiseerd hadden voor zout of zoet water. Het zeewater was vóór de vloed ook veel minder zout dan nu. Door het zoute water uit de 'fonteinen van de afgrond' en de snelle erosie van gesteenten is het zeewater na de vloed veel zouter geworden. Specialisatie was voor de vloed dus niet of in mindere mate nodig.

Na de vloed kwamen sommige vissen 'gevangen' te zitten in de nieuw ontstane meren. Deze meren werden steeds zoeter. Door natuurlijke selectie overleefden de vissen die zich specialiseerden in zoet water. En de vissen die in de oceanen terecht kwamen konden alleen overleven als ze zich aan pasten aan het steeds zouter wordende water. En sommige vissen, zoals de zalmen, ontwikkelden zich zodanig dat ze zowel in zout als in zoet water konden leven. Merk overigens op dat deze aanpassingen vormen zijn van micro-evolutie.

Vissen die zich niet konden anpassen aan het veranderende zoutgehalte in het water stierven uit. Dat verklaart ook waarom er zoveel fossiele vissen zijn.