Junk-DNA

Volgens het evolutiemodel ontstaan nieuwe soorten door toevallige kopieerfouten in het DNA die gunstig uitpakken. De meeste mutaties in het DNA zijn echter schadelijk. De huidige levensvormen zouden het resultaat zijn van vele miljoenen jaren evolutie. Ze zijn dus ook even zoveel jaren onderhevig geweest aan schadelijke mutaties. Dat kunnen ze nooit hebben oveleefd. Tenzij verreweg de mutaties plaatsvonden in stukken DNA die geen functie hebben. Dus als maar een paar procent van het DNA een functie heeft, dan is de kans dat een mutatie een dodelijk gevolg heeft een stuk kleiner. Vandaar dat veel wetenschappers jarenlang gedacht hebben dat het overgrote deel (tot wel 95%) van het DNA een evolutionair restant is dat enkele functie (meer) heeft. Dat deel werd 'junk-DNA' (troep-DNA) genoemd.

Een aantal vooraanstaande wetenschappers besloten deze darwinistische hypothese te negeren en daadwerkelijk te onderzoeken of er wel zoveel junk-DNA bestaat. Zij kwamen tot de ontdekking dat meer dat 80% van het DNA wel degelijk functioneel is. Niet elk stuk DNA is een code voor een eiwit; veel van het vermeende junk-DNA blijkt een stabiliserende of regulerende functie te hebben. Bij het deactiveren van sommige stukken 'junk-DNA' bleek het hele DNA-molekuul uit elkaar te vallen. Die gedeelten hebben dus wel degelijk een vitale functie! Toevallige mutaties hierin hebben dus grote gevolgen en zullen veelal fataal zijn.