In dit hoofdstuk mag natuurlijk ook de Cambrische explosie niet ontbreken. Het Cambrium is een geologisch tijdvak 542-488 miljoen jaar geleden. In de aardlagen uit dit tijdvak worden fossielen van heel veel verschillende diersoorten gevonden die in de nog oudere lagen ontbreken. Van het ene op het andere moment zijn ineens alle stammen van meercellige dieren vertegenwoordigd. Het is voor het evolutiemodel een groot probleem hoe ineens zoveel diversiteit kan ontstaan. In het tijdvak vóór het Cambrium, het Ediacarium, leefden ook wel dieren, maar die hadden geen harde delen. Fossilisatie van die dieren was daardoor nog lastiger dan van dieren mét harde delen, dus op zich is het dan wel logisch dat je meer fossielen vindt van die laatste categorie. Alleen dat al die dieren met harde delen van het ene op het andere moment ontstaan lijken te zijn, stelt seculiere wetenschappers voor een raadsel. Velen nemen aan dat rond die tijd er meer zuurstof in de lucht en het water terecht kwam. Opwarming van de aarde (na een ijstijd) en het ontstaan van geslachtelijke voortplanting zouden ook een handje geholpen hebben. Maar dat verklaart hooguit hoe de nieuwe levensvormen zouden kunnen overleven, maar niet het ontstaan ervan. Feit blijft dat er geen verklaring is voor het razendsnelle ontstaan van deze enorme hoeveelheid nieuwe dieren. Hiervoor zijn in relatief korte tijd zeer veel gunstige genetische mutaties nodig. En dat ook nog eens voor elke stam. Creationisten nemen aan dat de Cambrische lagen ontstaan zijn tijdens (het begin van) de zondvloed. Deze dieren konden minder snel vluchten naar hoger gelegen delen en sneuvelden.