Inhoudsopgave
In dit hoofdstuk gaan we een aantal vermeende bewijzen voor evolutie bekijken. In de voorgaande hoofdstukken zijn we er al enkele tegengekomen. Daar zal dan ook regelmatig naar verwezen worden.
We weten dat dieren en planten zich kunnen aanpassen aan hun omgeving. Ze kunnen een genetisch verandering ondergaan en hierdoor een ander soort of ras vormen. We hebben al gezien dat we dit micro-evolutie noemen. Micro-evolutie is inderdaad een waarneembaar feit.
Evolutiebiologen beweren echter dat dit soort aanpassingen in de loop van miljoenen jaren ervoor hebben gezorgd dat uit vissen landdieren zijn ontstaan en uit landdieren vogels. Dit noemen we macro-evolutie. Hier is echter geen enkel bewijs voor. Soms meent men een tussenvorm te hebben gevonden. Maar dit blijkt altijd een volledig ontwikkeld en functionerend wezen te zijn geweest. Waarom zou dit een bewijs voor evolutie zijn? Waarom zou een Schepper dit dier niet zo kunnen hebben gemaakt?
Het is een hardnekkig misverstand dat creationisten geloven dat God alles zo gemaakt heeft zoals het vandaag de dag is. Genesis 1 vertelt ons dat God alle planten en dieren gemaakt heeft 'naar hun aard'. Wat we onder 'aard' moeten verstaan is niet duidelijk. Wel is duidelijk dat vissen, vogels en landdieren een andere 'aard' hebben. Binnen hun 'aard' kunnen dieren zich ontwikkelen tot verschillende soorten en rassen.
In veel evolutie-getinte artikelen worden voorbeelden van micro-evolutie gebruikt om de (macro-)evolutietheorie te bewijzen en de creatietheorie te ontkrachten. Het zal duidelijk zijn dat dit onterecht is.