In Leviticus 11:13-19 staat dat men bepaald gevogelte niet mocht eten. In vers 19 wordt onder andere de vleermuis genoemd. Maar een vleermuis is toch geen vogel?

Het Hebreeuwse woord voor 'gevogelte' (ôwph) is afgeleid van een woord dat 'bedekken' betekent (ûwph). 'Gevogelte' kan dus ook vertaald worden met 'bedekte dieren'. Maar bedekt met wat? Aangezien er allemaal vogels genoemd worden, lijkt 'bedekt met veren' een logische keuze. Maar een vleermuis heeft geen veren. Bovendien wordt in vers 21 hetzelfde woord gebruikt en daar worden vliegende insecten bedoeld. 'Bedekt met vleugels' of gevleugelde dieren' is dan ook een betere vertaling.

Als we voor 'gevogelte' het nauwkeurigere 'dieren met vleugels' lezen, is het geen probleem probleem meer dat de vleermuis in het rijtje voorkomt.