Sommigen menen dat ook onze ziel na het sterven ophoudt te bestaan. Zij baseren hun mening op teksten als Ezechiël 18 vers 14: "de ziel, die zondigt, die zal sterven". Maar lees er ook eens vers 21 bij: "Maar wanneer de goddeloze zich bekeert van al zijn zonden, die hij gedaan heeft, en al Mijn inzettingen onderhoudt, en doet recht en gerechtigheid, hij zal gewisselijk leven, hij zal niet sterven". Het zal duidelijk zijn dat de bekeerde mens niet voor eeuwig op aarde zal leven. Met "sterven" wordt hier dan ook evenmin het uitblazen van de laatste adem hier op aarde bedoeld. Met "leven" wordt hier duidelijk "behouden worden" bedoeld; "sterven" betekent hier dus "verloren gaan".

Maar wat is een ziel eigenlijk? Toen God de mens maakte, blies Hij in zijn neusgaten en "alzo werd de mens tot een levende ziel" (Genesis 2 vers 7). Zij die niet geloven in een onsterfelijke ziel menen dat hieruit blijkt dat een "ziel" niets meer is dan een "ademend schepsel". Ook dieren zijn ademende schepsels. En al staat nergens dat God hen de levensadem in de neusgaten blies, ook zij worden "zielen" genoemd (bijvoorbeeld in Genesis 1 vers 20, 21 en 24). Als een ziel enkel een "ademend schepsel" is, dan sterft de ziel tegelijk met het lichaam; we houden dan immers op met ademen. Maar als we het over de ziel hebben, bedoelen we meestal ons "ik", onze geest, ons innerlijk. Het Hebreeuwse woord nephesh (dat met ziel is vertaald) kan dan ook beide betekenissen hebben. Uit het zinsverband en/of de verzen eromheen (de context) zal meestal wel duidelijk zijn welke betekenis bedoeld wordt. We hebben al gezien dat in Ezechiël 18 duidelijk de geest van de mens wordt bedoeld en niet het lichaam.

Prediker 3 vers 19 zegt: "Want wat den kinderen der mensen wedervaart, dat wedervaart ook den beesten; en enerlei wedervaart hun beiden; gelijk die sterft, alzo sterft deze, en zij allen hebben enerlei adem, en de uitnemendheid der mensen boven de beesten is geen; want allen zijn zij ijdelheid." Is Prediker van mening dat de ziel sterfelijk is? Nee. Hij zegt alleen dat mens en dieren beide ademende schepsels zijn die eens zullen sterven. In hoofdstuk 12 vers 7 zegt hij: "En dat het stof wederom tot aarde keert, als het geweest is; en de geest weder tot God keert, Die hem gegeven heeft". Ons lichaam houdt op te bestaan, maar onze geest niet.

In de tijd dat Jezus op aarde wandelde, waren er mensen die niet in de opstanding van de doden geloofden (de Sadduceën). Tegen hen zei Jezus: "Doch aangaande de doden, dat zij opgewekt zullen worden, hebt gij niet gelezen in het boek van Mozes, hoe God in het doornenbos tot hem gesproken heeft, zeggende: Ik ben de God Abrahams, en de God Izaks, en de God Jakobs? God is niet een God der doden, maar een God der levenden. Gij dwaalt dan zeer."

Het idee dat de ziel sterfelijk is, heeft geleid tot het idee dat er geen hel is waar de zielen naartoe worden gestuurd die Jezus niet willen aanvaarden als hun Redder. Daarover in een ander artikel meer.