Giraffen

Veel boeken vertellen het mooie verhaal dat giraffen uit dieren met kortere poten en nek zijn ontstaan. Natuurlijk niet in één keer, maar heel geleidelijk. De net iets langere soortgenoten konden op die manier bij boomblaadjes komen waar de rest niet bij kon. De ene generatie had misschien een iets langere nek, een volgende iets langere poten of dikkere nekspieren en zo zijn uiteindelijk de giraffen met hun lange poten en nek ontstaan. Volgens de bekende evolutiebioloog Stephen Jay Gould is dit echter onmogelijk. Ook Darwin heeft nooit beweerd dat het op die manier gegaan is. Alle giraffen behoren tot dezelfde soort en lijken alleen nauw verwant aan de okapi. Fossielen zijn uiterst schaars en hebben allemaal een relatief korte nek. Het fossielenbestand biedt dus geen bewijs hoe de giraf is geëvolueerd. Het biedt dus ook geen bewijs dát ze zijn geëvolueerd. Zoals altijd bewijst het ontbreken van fossielen niet dat (in dit geval) de giraffen dus geschapen moeten zijn; het is hooguit een aanwijzing. Als evolutiebioloog denkt Gould natuurlijk wel dat giraffen zijn geëvolueerd, maar op een andere manier en om een andere reden dan het kunnen bereiken van blaadjes. Evolutie is immers een proces van willekeur en heeft geen reden. Mutaties zorgden voor langere exemplaren en dat die bij de blaadjes konden die onbereikbaar waren voor andere dieren was een leuke bijkomstigheid. Maar door hun lengte konden ze ook beter fungeren als uitkijkpost en met hun lange poten konden ze ook een hardere trap tegen een roofdier zoals een leeuw aan geven.

De nek van een giraffe is echter niet simpelweg een langere versie van die van een okapi. Dan zou nog voor te stellen zijn hoe zoiets door toevallige mutaties ontstaat. Het hart is ook veel groter en sterker om het bloed helemaal naar de kop te kunnen pompen. Giraffen hebben dan ook een enorm hoge bloeddruk; wel twee of drie keer zo hoog dan die van een mens. Dat kan natuurlijk problemen opleveren wanneer het dier moet bukken om bijvoorbeeld te gaan drinken. De kop moet dan helemaal naar de grond toe en door de hoge bloeddruk en het gewicht van al het bloed in die nek zouden bloedvaten kunnen gaan barsten. Gelukkig hebben giraffen een ingenieus systeem met sensoren langs de bloedvaten in de nek. Die bewaken de bloeddruk en signaleren weer andere systemen wanneer de druk te hoog drijgt te worden. Spiertjes langs de bloedvaten kunnen de bloedstroom gedeeltelijk afknijpen wanneer de giraf bukt. En ook een heel web aan bloedvaatjes (de rete mirabile) reguleert de bloeddruk in de kop van het dier.

In zo'n lange nek zit natuurlijk ook een lange luchtpijp. Bij elke ademhaling blijft hier veel lucht in achter. Giraffen hebben daarom ook hele grote longen. Hierdoor blijft de hoeveelheid lucht in de luchtpijp relatief klein ten opzichte van de totale hoeveelheid lucht.

Door de lange poten zit ook het hart van de giraf een heel eind van de grond af. Door de zwaartekracht heeft het bloed de neiging zich onderin de poten op te hopen. Toch gebeurt dit gelukkig niet. En als een giraf zich aan zijn poot verwondt, spuit ook niet gelijk al het bloed eruit. Een van de geheimen is een extreem taaie huid. Het is vergelijkbaar met de speciale pakken die straaljagerpiloten soms dragen om tegen grote g-krachten kunnen. Deze krachten kunnen ervoor zorgen dat er teveel bloed naar de benen stroomt waardoor er te weinig overblijft voor de hersenen. Piloten zouden hierdoor flauw kunnen vallen wat natuurlijk een gevaarlijke situatie oplevert. Die speciale pakken kunnen zich oppompen waardoor ze strak om de benen van de piloot gaan zitten. Hierdoor kan er maar weinig bloed naar de benen lopen en blijft er dus meer over voor de hersenen. Ruimteorganisatie NASA doet dan ook onderzoek naar de huid van giraffenpoten om betere pakken te kunnen maken. Ook de ligging van de bloedvaten beschermt de giraf tegen doodbloeden. De grote bloedvaten zitten aan de binnenkant (bij het bot). Aan de buitenkant (in de huid) zitten alleen flinterdunne haarvaatjes. Ze hebben zelfs rode bloedcellen die drie keer zo klein zijn als die van ons zodat ze door die haarvaatjes heen kunnen. Extra voordeel is dat ze ook meer zuurstof kunnen vervoeren. Drie kleine bloedcellen hebben namelijk een groter oppervlak dan één bloedcel die drie keer zo groot is.

De transitie van okapi naar giraf is dus niet slechtes een kwestie van een langere nek en poten. Het hele lichaam moet aangepast zijn op deze afmetingen. Evolutie kan wel zorgen voor een kleine groei. Mensen in Nederland zijn tegenwoordig ook langer dan, zeg, 100 jaar geleden. Maar voor extreme groei zijn meer aanpassingen nodig. Wanneer evolutie had gezorgd voor extreme groei, had het ook moeten zorgen voor alle beschermende maatregelen. Zonder die maatregelen is de overlevingskans van het dier een stuk kleiner. En zo'n mutant moet de gevaarlijke babyjaren overleven zonder dood te gaan aan een ziekte of te worden opgegeten door een roofdier. Gebeurt dat wel, dan moet de mutatie weer opnieuw ontstaan. Het dier moet de leeftijd kunnen bereiken waarop het zich kan voortplanten. En uiteraard moet het dan ook een partner vinden. Net als bij mensen is dat lang niet altijd het geval. Mocht het dier het geluk hebben nakomelingen voort te brengen, dan moet de mutatie ook nog eens dominant zijn. Oftewel: de mutatie moet aan het nageslacht worden doorgegeven ook als de partner die mutatie niet heeft. De meeste mutaties zijn echter recessief, wat betekent dat een mutatie alleen aan het nageslacht wordt doorgegeven wanneer beide partners de mutatie hebben. En dat is maar goed ook, want de meeste mutaties zijn slecht en kunnen nare ziektes en afwijkingen veroorzaken. In dat geval moet het dier dus ook nog eens een partner hebben die toevallig dezelfde mutatie heeft opgelopen. En dit moet niet één keer gebeurd zijn, maar talloze keren. Naar mijn mening grenst dit aan het absurde.